Reglement Voortgezette Opleiding

Artikel 1. Ratio legis van de voortgezette opleiding

Het Instituut voor bedrijfsjuristen heeft tot wettelijke taak toe te zien op de opleiding van zijn leden (kwaliteitszorg) en op de naleving van de deontologie (integriteitscontrole) (Art. 2 van de wet van 1 maart 2000 (WIBJ)). Elk lid heeft als deontologische plicht zijn kennis van het recht en van zijn onderneming up to date te houden (Art. 5 Deontologische Code). Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen doen het belang van een voortgezette vorming toenemen en vereisen dat het Instituut, in uitvoering van zijn wettelijke taak, een duidelijk kader schept voor deze opleiding en zo toezicht uitoefent op de naleving van deze deontologische plicht.

Artikel 2. Opleidingstraject

2.1. Elke bedrijfsjurist is verplicht om minstens 16 punten Voortgezette Opleiding per volledig kalenderjaar te behalen. Nieuwe leden of herschrijvingen in de loop van een kalenderjaar moeten een deel van die 16 punten behalen, berekend overeenkomstig de tabel in bijlage.

2.2. Een erkende juridische opleiding heeft rechtstreeks betrekking op de verschillende rechtsmateries die worden gepraktiseerd in het kader van de uitoefening van het beroep van bedrijfsjurist.

2.3. Een erkende niet-juridische opleiding kan betrekking hebben op alle materies die ondersteuning bieden bij de uitoefening van het beroep of die betrekking hebben op managementvaardigheden.

2.4. Een deontologische (vervolg)opleiding is een opleiding georganiseerd door het Instituut in verband met het statuut van de bedrijfsjurist en de toepasselijke Deontologische Code.

2.5. De bedrijfsjurist stelt geheel vrij zijn programma van voortgezette opleiding samen uit het aanbod van studiedagen en opleidingen die erkend worden door de Erkenningscommissie met dien verstande dat de basisopleiding deontologie moet gevolgd worden binnen de 3 jaar na aansluiting en de vervolgopleiding deontologie a ratio van 2 punten per opvolgende periode van 3 jaar.

2.6. Overtal aan punten wordt overgedragen naar het volgende kalenderjaar met een maximum van 12 overgedragen punten.

Artikel 3. Puntensysteem

3.1. Elk uur erkende opleiding dat wordt gevolgd, staat gelijk aan één punt.

3.2 Het Instituut voor bedrijfsjuristen moet een voldoende aantal opleidingen erkennen die gratis zijn voor de leden om hen toe te laten tegen een lage kostprijs 16 punten te behalen over een kalenderjaar.

3.3. Het aantal punten waarvoor een opleiding wordt erkend wordt door de erkenningscommissie bepaald. Een punt is slechts geldig verworven als het Instituut in het bezit is van een aanwezigheidsattest van de gevolgde opleiding.

3.4. De publicatie van een juridisch artikel in een vaktijdschrift of handboek of het schrijven van een uitgegeven juridisch boek krijgt bij erkenning 2 punten per 1.000 woorden toegekend, met een maximum van 10 punten per kalenderjaar. Indien deze publicatie uitgaat van meerdere auteurs wordt het aantal toegekende punten (voor het geheel), gedeeld door het aantal auteurs en daarna afgerond naar boven.

3.5. Het doceren, daarbij inbegrepen het voorbereiden van een bepaalde rechtsmaterie of voor het beroep relevante materie dan wel de tussenkomst als spreker tijdens een studiedag of colloquium, krijgt indien erkend door de Erkenningscommissie, 2 punten per gepresteerde 30 minuten of minder toegekend met een maximum van 10 punten per kalenderjaar.

3.5bis. Een maximum van 12 punten per kalenderjaar kan worden behaald voor niet-juridische opleidingen bedoeld onder artikel 2.3.

3.6. Leden die het voorzitterschap van een Practice Group waarnemen en een sessie organiseren, krijgen telkens 1 bijkomend punt bovenop de punten toegekend voor aanwezigheid op de sessie.

3.7. Elke bedrijfsjurist houdt de stukken ter staving van de behaalde punten bij.

Artikel 4. Erkenningscommissie

4.1. Er wordt een Erkenningscommissie opgericht op de zetel van het Instituut en waarvan de leden door de Raad worden aangewezen.

4.2. De Erkenningscommissie zal bestaan uit minstens zeven bedrijfsjuristen, waaronder een bedrijfsjurist aangesteld als Voorzitter door het ExCo binnen haar leden. Daarbij wordt gestreefd naar een naar een gelijke samenstelling man-vrouw, een taalevenwicht en een evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende doelgroepen binnen het ledenbestand. De lijst van de leden wordt online bekend gemaakt.

4.3. Het mandaat van de leden van de Erkenningscommissie duurt 3 jaar en is hernieuwbaar. Het mandaat van het voorzitterschap van de Erkenningscommissie is niet hernieuwbaar.

4.4. Het mandaat van de leden van de Erkenningscommissie is onbezoldigd.

Artikel 5. Voorafgaande erkenningsaanvraag

5.1. Elke belanghebbende partij (hierna genoemd de Aanvrager) kan vooraf bij de Erkenningscommissie een aanvraag indienen om een opleiding, studiedag, cursus, e.a. te laten erkennen als onderdeel van de voortgezette opleiding voor bedrijfsjuristen. Men dient hiertoe het elektronisch aanvraagformulier volledig in te vullen dat online beschikbaar is. Tussen het verzenden van de aanvraag en de datum van de opleiding, studiedag, cursus, e.a. dient minimum 3 weken te verlopen.

5.2.1. De Aanvrager van een erkenning dient een dossierrecht te vereffenen dat gelijkgesteld wordt met het inschrijvingsgeld dat gevraagd wordt voor een deelnemer met een niet terugbetaalbaar minimum van 125 € en een maximum van 695 €, excl. BTW.

5.2.2. Voor een langer opleidingstraject bestaande uit verschillende opleidingen kan een ad hoc kost gerekend worden. Slechts na ontvangst van dit dossierrecht zal de Erkenningscommissie kennis nemen van de aanvraag.

5.2.3. Bedrijfseigen opleidingen, gratis opleidingen en opleidingen georganiseerd door het IBJ worden vrijgesteld van het dossierrecht. Bedrijfseigen opleidingen zijn interne opleidingen georganiseerd door de werkgever, exclusief voor eigen werknemers, waaronder het lid. Door het IBJ erkende universitaire opleidingen worden tevens vrijgesteld van dossierrecht.

5.3. Bij de aanvraag tot erkenning moet de Aanvrager van opleidingen zich via het elektronisch platform verbinden tot afgifte van de aanwezigheidsattesten na controle van de effectieve aanwezigheid van de deelnemers bij het begin en het einde van de voortgezette opleidingsactiviteit. Verder dient de aanvraag tot erkenning minstens de volgende gegevens te bevatten:

  • de identiteit van de Aanvrager;
  • het gedetailleerd programma/ onderwerp van de opleiding / studiedag / cursus / enz;
  • een korte inhoud (max. 200 karakters);
  • wijze van publiciteit;
  • het inschrijvingsgeld;
  • in functie van het voorwerp van de Voortgezette Opleiding:
    • de organiserende instantie;
    • de datum en plaats van de opleiding / studiedag / cursus / enz.;
    • wijze waarop in ondersteuning wordt voorzien voor de opleiding / studiedag / cursus (slides, powerpoint, syllabus,…) / enz.;
    • de identiteit van de sprekers en hun professionele hoedanigheid;
    • het aantal uren van de opleiding / studiedag / cursus / enz.;
    • de link naar de inschrijving.

5.4. Bij annulering van een opleiding waarvoor een erkenningsaanvraag werd ingediend, wordt het dossierrecht niet terugbetaald. Indien het IBJ echter minimum drie werkdagen voor de datum van de opleiding op de hoogte wordt gesteld van deze annulering, zal het inschrijvingsgeld gedeeltelijk terugbetaald worden, na aftrek van het niet-terugbetaalbare bedrag van 125 €, excl. BTW.

Artikel 6. Aanvraag om erkenning post factum

6.1. Bij wijze van uitzondering op artikel 5 kan elke bedrijfsjurist na de opleiding (post factum) bij de erkenningscommissie een aanvraag indienen om een opleiding of een bedrijfseigen opleiding te laten erkennen. Er mogen maximum vier maanden zijn verlopen tussen de opleiding en de aanvraag. Uitzonderlijk en op basis van een motivering, kan de erkenningscommissie individuele aanvragen goedkeuren ingediend na deze termijn.

6.2. De betrokkene maakt alle gegevens en stukken over waarvan sprake onder punt 5.3., evenals een bewijs van aanwezigheid.

Artikel 7. Erkenningsprocedure

7.1. Om een aanvraag te erkennen, dient minimum 1 lid van de Erkenningscommissie de opleiding goed te keuren. Deze goedkeuring gebeurt door middel van elektronische communicatietechnieken en zonder fysieke vergadering.

7.2. De Erkenningscommissie komt indien nodig eenmaal per maand samen op de zetel van het Instituut voor bedrijfsjuristen.

7.3. De Erkenningscommissie stelt de aanvrager in kennis van de beslissing, ten laatste 5 werkdagen na de datum van de beslissing. De Aanvrager maakt melding van de erkenning. De erkenning van de opleiding en het eraan toegekende aantal punten worden online bekend gemaakt.

7.4. Indien de aanvraag tot erkenning wordt geweigerd dient deze beslissing gemotiveerd te worden. Bij weigering van de erkenning kan de Aanvrager binnen de 5 werkdagen na in kennis stelling van de beslissing beroep aantekenen bij het ExCo dat beslist in laatste aanleg.

Artikel 8. Vrijstellingen, afwijkingen en interpretatie

De Raad kan op gemotiveerd verzoek van elke bedrijfsjurist, gehele of gedeeltelijke, tijdelijke of definitieve vrijstelling verlenen om zijn verplichting tot Voortgezette Opleiding conform dit reglement na te komen.

Artikel 9. Controle en sanctie

9.1. De Raad ziet toe op de naleving van de verplichtingen inzake de Voortgezette Opleiding van de bedrijfsjuristen. Het individuele dossier dient vervolledigd te zijn binnen de maand na het beëindigen van de periode van 12 maand. De Raad kan eenieder verzoeken om bepaalde bewijsstukken en aanwezigheidsattesten te bezorgen die betrekking hebben op de gevolgde Voortgezette Opleiding.

9.2. Indien de verslaggever van de Raad vaststelt dat een bedrijfsjurist zijn verplichtingen inzake de Voortgezette Opleiding niet heeft nageleefd, brengt hij de Raad van het Instituut op de hoogte. De Raad kan de betrokkene uitnodigen om hem/haar te horen. Indien de Raad van oordeel is dat zulks een geschikte maatregel is, kan het de betrokkene een buitengewone bijkomende termijn verlenen om zijn toestand te regulariseren. De Raad bepaalt de termijn rekening houdend met de vastgestelde tekortkoming. De Raad kan desgevallend beslissen om de Tuchtcommissie te vatten. Ongeacht het eventueel instellen van een tuchtprocedure dient het lid, het tekort aan punten supplementair in te halen binnen de eerstvolgende en daarop volgende periode.

Artikel 10. Subsidiaire regeling

In geval een situatie niet geregeld wordt door dit reglement, kan de Raad overgaan tot een ad hoc oplossing in de geest van het Reglement.

Artikel 10bis. Overgangsmaatregelen

10bis. 1. Voor zij die lid werden of zijn van het IBJ voor 31 december 2018, loopt de eerste periode van referentie voor het behalen van de 16 punten van Voortgezette Opleiding van 1 september 2018 (of vanaf hun latere toetredingsdatum bij het IBJ in 2018) tot 31 december 2019.

10bis. 2. Opleidingen gegeven tussen 1 september 2018 en 31 december 2018 kunnen tot 30 juni 2019 ingediend worden voor erkenning overeenkomst art 5 ev.

10bis. 3. Afgeschaft.

10bis. 4. Voor zij die lid zijn geworden van het IBJ tussen 1 januari 2019 en 31 december 2019, geldt het volgende:

  • De eerste periode van referentie voor de Voortgezette Opleiding loopt vanaf hun toetredingsdatum en heeft een duur van 12 maanden. 16 punten moeten worden behaald tijdens deze periode.
  • De tweede periode van referentie is uitzonderlijk verkort en loopt vanaf de dag na het einde van de eerste periode van referentie tot 31 december 2020. Het aantal punten te behalen tijdens deze periode wordt berekend overeenkomstig de tabel in bijlage (voor het behoefte van deze berekening wordt de begindatum van deze tweede periode beschouwd als toetredingsdatum in de zin van de tabel).

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking ten laatste op datum van 1 september 2018.

DOWNLOAD HET REGLEMENT